Source: parool.nl
de explosie
omwonende – iemand die in de buurt woont
opschrikken – to start, to startle, to jump
de knal – bang, pop
de pand – premises, property, building, house
zichtbaar – visible
het gevolg – consequence, result, effect
sneuvelen – to break, to get smashed;
het interieur
de schade – damage; loss
oplopen – to get, to catch.
uitbreken – to break out
de gewonde – injured person, wounded person, casualty
blijken (bleek/bleken, gebleken) – to prove, to turn out.
de oorzaak – cause, origin
de getuige – (eye)witness
ingooien – throw in(to)