Ik ga ervandoor – I’m leaving
rekenen ~ reckon
I’ve just realised that Dutch rekenen and English reckon are closely related.
And as an extra, some compound verbs with the same stem from vandale.nl:
afrekenen – settle (up), settle/pay one’s bill, settle one’s account(s): mag ik afrekenen?
aanrekenen – blame (for)
inrekenen – pull in, round up (Also see http://context.reverso.net/vertaling/nederlands-engels/inrekenen)
meerekenen – count (in)
narekenen – go over (again), check
omrekenen – convert (to), turn (into)
uitrekenen – calculate, compute
voorrekenen – figure out, work out
van zijn stuk raken
van zijn stuk raken = onzeker worden en niet meer weten wat te zeggen.
Synoniemen: van de kaart raken; in de war raken
van zijn stuk raken – to mix up; to unnerve
Downloads werden onderbroken
Uitdrukkingen met “elkaar”
in elkaar zetten – (=assembleren); to assemble
bij elkaar komen – to gather; to come together
voor elkaar krijgen – to succeed, to accomplish; to fix
met elkaar in botsing komen – collide with one another, run into one another
geld bij elkaar schrapen – scrape money together
De basis van het rekenen
A brief summary of the arithmetics in Dutch. Based on nl.wikipedia.org/wiki/Rekenen and examples from vandale.nl
machtsverheffen – raise to the power
worteltrekken – extraction of the root(s)
vermenigvuldigen – multiply
delen – divide
optellen – add
aftrekken – subtract
Examples:
- honderd delen door tien – divide one hundred by ten
- vermenigvuldig dat getal met 8 – multiply that number by 8
- twee getallen (bij elkaar) optellen – add up two numbers
- als je acht van veertien aftrekt houd je zes over – if you take eight from fourteen you have six left
mogen
I found out that the verb “mogen” has three possible forms of past participle:
infinitive: mogen
imperfect: mocht / mochten
past participle: gemogen / gemocht / gemoogd
Most people prefer to use gemogen, but all the three forms are valid and in use.
Based on “Dutch: A Comprehensive Grammar” by Bruce Donaldson.
geest en gemoed
de geest – mind, consciousness; spirit; character
het gemoed – mind, heart
de opstandigheid
de opstand -> opstandig -> de opstandigheid
de opstandigheid – rebellion
de opstand – uprising, revolt, rebellion
opstandig – rebellious, mutinous, insurgent