De baan

Hoe gaat het met jou de laatste tijd? – How have you been lately?

de noodzaak — necessity, need
vooruit — ahead, further
momenteel — at the moment, currently
de baan — job

Ik ben op zoek naar … —  I am looking for… (I’m in search of …)

Je hebt gezegd dat je naar een baan op zoek bent.
You have said that you are looking for a job.
[The sequence of tenses seems to be questionable!]

Je hebt gezegd dat je een baan zoekt. — You have said that you are seeking employment.